Kansengelijkheid in het onderwijs als mythe

In de Volkskrant van 11 juni 2019 publiceerden wij, Michael Merry & Geert Driessen, een opiniestuk over kansen(on)gelijkheid in het onderwijs. De strekking van dat stuk was (vanwege de maximale lengte kon helaas niet alles uitgebreid aan de orde worden gesteld):

1. Onderwijskansen worden door verschillende factoren en op verschillende niveaus bepaald: (1) het onderwijsstelsel; (2) het onderwijs zelf: scholen, curriculum, leraren, medeleerlingen; (3) het thuismilieu van de leerlingen; (4) de leerlingen: intelligentie, capaciteiten, persoonlijkheidskenmerken.

2. Veel ongelijkheden zijn gesitueerd buiten de school en een gevolg van het ontbreken van het “sociaal en cultureel kapitaal” dat aansluit bij het middenklasse milieu waar het onderwijs veelal vanuit gaat, zoals voorlezen, bibliotheekbezoek, huiswerkhulp, museumbezoek, reizen en excursies, en de inzet van sociale netwerken voor een optimale onderwijsloopbaan. Dit zijn typisch factoren die vooral voorkomen in gezinnen met hoger opgeleide ouders.

3. Er zijn indicaties dat die verschillen alleen maar toenemen, ondanks dat de Nederlandse overheid al bijna een halve eeuw beleid voert om de onderwijsongelijkheid te voorkomen en bestrijden.

4. Er bestaat geen enkel, via wetenschappelijk onderzoek vastgesteld, bewijs dat dat onderwijsachterstandenbeleid heeft geleid tot een vermindering van de onderwijsongelijkheid.

5. Het wordt daarom tijd ons te realiseren dat daar ook weinig of geen verandering in zal komen. Dat neemt niet weg dat we ons zullen moeten blijven inzetten, maar we dienen gewoon realistisch te blijven: de gedachte dat onderwijsongelijk opgelost zou kunnen worden is een mythe.

Kort na onze publicatie reageerden twee Volkskrant-columnisten. Op 13/06/19 schreef Sylvia Witteman een hysterische column. Eerst dachten we dat dat een grap was, omdat op de betreffende laatste pagina van de Volkskrant altijd niet-serieus bedoelde stukken staan. Maar na herlezing kregen we toch het idee dat ze meende wat ze schreef. Het leek alsof ze zich persoonlijk aangevallen voelde. Haar stuk geeft een leerzame, maar bovenal onthutsende inkijk in het beperkte “grachtengordel” blikveld waar wij nou net op doelen. Ze schijft: “Begrijpt u het? Je kind voorlezen, helpen met zijn huiswerk of meenemen naar de bibliotheek, dat zijn dus, volgens deze auteurs, geen doodnormale onderdelen van de opvoeding, nee, het zijn “privileges”, voorrechten dus.” In dezelfde Volkskrant (waar haar echtgenoot, Philip Remarque, de scepter zwaait) lazen we onlangs dat er in Nederland liefst 2,5 miljoen laaggeletterden zijn en bovendien weten we dat Nederland 1 miljoen mensen in armoede (ofwel 1 op de 9 kinderen) telt. Het lijkt erop dat dit soort berichten en wat dat betekent niet doordringt tot het gezin Remarque-Witteman. Hoe het ook zij, kennelijk realiseert Witteman zich niet hoe bevoorrecht zij is haar kinderen in alles, en tegen hun wil en dank, te kunnen ondersteunen (zo weten we uit haar talrijke columns waarin zij die kroost, en voornamelijk wat daaraan “mankeert”, uitentreuren op voyeuristische wijze opvoert) en beseft ze niet dat het in veel gezinnen niet “doodnormaal” is om voor te lezen, samen naar de bieb te gaan, samen musea te bezoeken, hulp in te schakelen van dure huiswerkbegeleiding, luxe schoolreisjes te maken naar verre steden en landen, vier keer per jaar met het hele gezin op vakantie te gaan naar exotische oorden, en hulp in te kunnen roepen van relevante sociale netwerken om kinderen een zo optimaal mogelijke loopbaan (lees: het gymnasium) te garanderen. En dat is dan in het algemeen geen kwestie van niet willen, maar gewoonweg van niet kunnen, omdat de betreffende ouders de middelen en mogelijkheden niet hebben. Zij beheersen het Nederlands niet of gebrekkig, hebben geen of nauwelijks opleiding, er heerst thuis al helemaal geen “boekencultuur” of ze hebben simpelweg het geld niet. Witteman illustreert met haar column haarfijn hoe gesegregeerd de samenleving in elkaar steekt en – meer nog – hoe groot de onwetendheid daarover wel niet is. QED.

We hebben nog geprobeerd om een repliek op Wittemans column geplaatst te krijgen. De boodschap van de Volkskrant daarop was echter dat het niet gebruikelijk is dat auteurs reageren op columns, want dat zou een eindeloze discussie worden. Bij wijze van uitzondering werd ons toch die mogelijkheid geboden, maar dan wel volgens de aanwijzingen van de Volkskrant. De repliek die we inleverden voldeed daar kennelijk niet aan; het ging deels over de gebleken onwetendheid in “bevoorrechte” milieus. Dat stuk werd dus niet geplaatst. Uiterst merkwaardig beleid van de Volkskrant (“what’s in a name?”): columnisten mogen alles toeteren en hoeven zich daarvoor niet te verantwoorden. Dat is makkelijk cashen – en nota bene ook nog wel betaald van mijn steeds duurder wordend Volkskrant-abonnement!

Op 15/06/19 publiceerde ook Frank Kalshoven een column. Hij gaf ons op enkele punten gelijk, maar viel met name over een “denkfout” die wij volgens hem zouden maken, te weten het “afpakken van de stimulerende thuissituatie van de geluksvogels”. Kalshoven, die daarmee in de voetsporen van zijn collega Witteman treedt, suggereert dat dat onze “oplossing” zou zijn, en dat de logica (oorzaak-gevolg) daarachter rammelt. Maar het is helemaal niet onze oplossing, zoals wij ook in de zinnen erna betogen; kwestie van even doorlezen en niet meteen op de achterste poten gaan staan. Het betreft een gedachtenexperiment van wijsgeer Plato wat wij aanhalen. (En wat in sommige streng-communistische landen op dramatische wijze in praktijk is gebracht.) Als dat experiment trouwens niet aan de wetten der logica zou voldoen, kan Kalshoven het beste bij Plato aankloppen 🙂

De oplossing die Kalshoven vervolgens zelf als alternatief aandraagt ligt niet in het omlaag trekken van de geluksvogels (waar wij dus ook geen voorstanders van zijn), maar in het geven van een “opkontje” aan de pechvogels. Maar dat is helemaal niets nieuws, integendeel, dat is staand overheidsbeleid wat al sinds 1974 (dus bijna een halve eeuw) gevoerd wordt. En dat tot op heden niet tot aantoonbaar succes heeft geleid; de kansenongelijkheid lijkt immers alleen maar toe te nemen. Vreemd dat Kalshoven, die regelmatig over dit onderwerp heeft geschreven en dus beter weet, dit als dé nieuwe oplossing voor onderwijsongelijkheid aandraagt. “Geestelijke armoede bij de Volkskrant”, zo typeerde een collega dit. Het zal inderdaad vaak knap lastig zijn je verplichte dagelijkse of wekelijkse column gevuld te krijgen.