Onderwijskansen lagere milieus verslechteren

Recentelijk zijn er twee fraaie overzichtsstudies gepubliceerd waarin de ontwikkeling van onderwijskansen, gedefinieerd in termen van sociaal milieu en etnische herkomst, centraal staan.

In een compact overzicht laten Lex Borghans, Ron Diris en Trudie Schils (2018) zien dat het verschil in onderwijskansen naar sociaal milieu groot is en de laatste decennia constant is gebleven. Het verschil in schoolprestaties tussen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders is aanzienlijk. Hoewel de samenstelling en verdeling van sociale milieus de afgelopen decennia sterk is veranderd, is het niveauverschil in prestaties vrij constant gebleven. In de discussie rond onderwijskansen is er veel aandacht voor het laatste jaar op de basisschool en de overgang naar het middelbaar onderwijs (eindtoets, advies), maar aan het begin van de basisschool blijken de verschillen in rekenprestaties al vrijwel even groot te zijn. Het lukt de scholen kennelijk niet daar verandering in te brengen. Het probleem van achterstandsleerlingen is dus bijzonder hardnekkig. De onderzoekers wijzen erop dat ook uit ander onderzoek (o.m. CPB, 2017) blijkt dat de extra gelden die scholen in het kader van het Onderwijsachterstandenbeleid krijgen voor kinderen van laagopgeleide ouders niet hebben geleid tot een geringere sociale ongelijkheid wat betreft prestaties.

Borghans, L., Diris, R., & Schils, T. (2018). Sociale ongelijkheid in het onderwijs is hardnekkig. DidactiefOnline, 07-01-2019.

In een knappe reeks analyses beantwoordt Thomas van Huizen (2018) twee vragen. Hoe ontwikkelen zich de prestaties van groepen van kinderen in de voorschoolse periode, de basisschool en het voortgezet onderwijs? In hoeverre kunnen prestatieverschillen in de basisschool en het voortgezet onderwijs worden toegeschreven aan eerdere verschillen in de voorschoolse fase (kinderdagverblijf, peuterspeelzaal)? Van Huizen maakt voor deze relatieve vergelijking gebruik van data van de landelijke cohortstudies Pre-COOL en COOL. Hij analyseert taal- en rekenprestaties naar sociaal milieu (laag, midden, hoog) en etnische herkomst (allochtoon, autochtoon). Het antwoord op beide vragen stemt niet bepaald tot vreugde: De milieu- en etniciteitsgerelateerde prestatieverschillen zijn al groot bij de start op de basisschool, groter voor taal dan voor rekenen. De milieuverschillen blijven echter bestaan of worden zelfs iets groter. Minstens de helft van deze verschillen kunnen worden toegeschreven aan verschillen die al in de voorschoolse fase bestonden. De etniciteitsgerelateerde verschillen nemen gedurende met name de basisschool wel af, vooral qua taal. De prestatieverschillen in het basisonderwijs kunnen volledig worden toegeschreven aan verschillen in de voorschoolse fase.

van Huizen, T. (2018). The Evolution of Achievement Gaps from Early Childhood to Adolescence in the Netherlands. In: G. Passaretta and J. Skopek (eds.), Roots and Development of Achievement Gaps. A Longitudinal Assessment in Selected European Countries, pp. 50-87, ISOTIS Report (D 1.3), Trinity College Dublin.

Ruim 20 jaar geleden moest ITS-collega Paul Jungbluth (2016a; 2016b) op het matje komen bij (PvdA) staatssecretaris Tineke Netelenbos en kreeg van haar op zijn donder. Hij had namelijk op basis van analyse van data uit het PRIMA cohortonderzoek geconcludeerd dat er in Nederland nog steeds sprake was van standenonderwijs. En dat, ondanks 20 jaar gericht (PvdA) onderwijsachterstandenbeleid. Die conclusie werd Jungbluth door de bewindsvrouw niet in dank afgenomen. We zijn nu weer 20 jaar en 20 jaar onderwijsachterstandenbeleid verder. Standenonderwijs is niet per se exact hetzelfde als wat in beide bovengenoemde studies is onderzocht, maar het resultaat valt wel grotendeels samen: er lijkt niets veranderd in de onderwijskansen van kinderen uit de lagere sociaal-economische milieus.