Zittenblijven in Nederland: een probleem?

Vergeleken met andere landen heeft Nederland veel zittenblijvers: ongeveer één op de vier 15-jarige scholieren geeft aan minstens één keer te zijn blijven zitten, terwijl dat elders gemiddeld één op de zeven is. Een groot deel van de Nederlandse leerlingen is in het basisonderwijs al blijven zitten.

Aangezien zittenblijven een grote kostenpost is en er twijfels zijn over het nut ervan, heeft het ministerie van OCW een onderzoek uitgezet dat meer zicht moest bieden op de oorzaken van het relatief hoge percentage zittenblijvers in het Nederlandse basisonderwijs, en op effectieve manieren om zittenblijven te voorkomen. Dat onderzoek is door het ITS uitgevoerd en omvatte een internationale literatuurstudie naar de omvang, regelgeving en effecten van zittenblijven, secundaire analyses op verschillende databestanden en gesprekken met directeuren en leerkrachten van basisscholen over de manier waarop zij omgaan met zittenblijven. De bevindingen van deze deelstudies zijn afsluitend in een expertmeeting bediscussieerd.

Uit het onderzoek blijkt dat het relatief hoge percentage zittenblijvers grotendeels kan worden toegeschreven aan kleuterbouwverlenging. Veel kinderen doen een jaar extra over de kleuterbouw (de groepen 1 en 2) omdat ze volgens de school nog niet ‘rijp’ genoeg zijn om aan het echte leren in groep 3 te beginnen. De meeste scholen zien dat niet als een probleem en noemen het ook geen zittenblijven. In veel andere landen is dat heel anders geregeld: daar hebben leerlingen in de eerste leerjaren, of soms zelfs gedurende de hele leerplichtige leeftijd, recht op automatische doorstroming en wordt het onderwijsaanbod daar op afgestemd.

Tijdens de expertmeeting zijn aanbevelingen gedaan om de overgang van groep 2 naar groep 3 soepeler te lopen verlopen en daarmee kleuterbouwverlenging te verminderen. De adviezen hadden vooral betrekking op groep 3. Daarvan werd het meest verwacht, omdat leerkrachten in groep 2 leerlingen eerder over zullen laten gaan als er in groep 3 mogelijkheden zijn voor extra instructie en/of begeleiding, bijvoorbeeld door leertijdverlenging of door de inzet van een klassenassistent.

Ook zou volgens de experts meer ruimte voor spel in groep 3 de overgang voor kinderen vergemakkelijken en zouden flexibele instroommomenten voorkomen dat leerlingen een heel jaar vertraging oplopen.

Verder werd aanbevolen om op centraal niveau goed onderbouwde criteria voor zittenblijven te formuleren die leerkrachten een breder referentiekader bieden dan hun eigen groep of school.

 

Rapport

Geert Driessen, Bianca Leest, Lia Mulder, Tineke Paas & Twan Verrijt (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs: Een probleem?  Nijmegen: ITS.

Zittenblijven_in_het_Nederlandse_basisonderwijs_een_probleem