Het Nationaal Programma Onderwijs: Doelmatig en effectief?

Het Ministerie van OCW zet via het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) 8.5 miljard euro in om de negatieve effecten van de coronapandemie te bestrijden. De grootste uitdaging van het NPO is (1) dat het extra geld terechtkomt bij de kinderen die het het hardste nodig hebben, en (2) dat het vervolgens doelmatig en effectief wordt besteed.

Uit de stukken van OCW kan worden afgeleid dat voor de verdeling van de middelen wordt aangesloten bij de bestaande gewichtenregeling uit het onderwijsachterstandenbeleid. Is dat een doelmatig keuze? Deze gewichtenregeling kent slechts een beperkte voorspellende waarde; de samenhang tussen de verschillende achterstandsindicatoren en onderwijsprestaties (i.c. de eindtoets) is relatief zwak. Hierdoor krijgen schoolbesturen regelmatig ten onrechte extra geld voor kinderen die dat níet nodig hebben, terwijl ze juist geen extra geld krijgen voor kinderen die dat wél nodig hebben. Bovendien is de regeling gebaseerd op informatie uit allerlei al beschikbare bestanden, en niet op de actuele onderwijspraktijk waarin kinderen in verschillende mate in uiteenlopende domeinen achterstanden hebben opgelopen. Volgens het NPO wordt van alle scholen in het funderend onderwijs verwacht dat ze vóór de zomer van 2021 zo goed als mogelijk inzicht hebben in de individuele leerlijn van leerlingen op cognitief, executief en sociaal gebied. Dat is iets heel anders dan een regeling die zich louter baseert op de (globale, ongedifferentieerde) cognitieve prestaties aan het eind van het basisonderwijs en die ook nog eens volledig anoniem is, waardoor de schoolbesturen niet weten voor welke leerlingen ze het extra geld krijgen. Over de juiste verdeling moet door OCW dus nog even erg goed worden nagedacht. Maar die tijd gunt OCW, gelet op de strakke tijdlijn, zichzelf niet. In april moeten de scholen de problemen en behoeftes van de leerlingen immers al in kaart hebben gebracht en in mei moeten ze een keuze hebben gemaakt uit de menukaart van evidence based interventies. En in juni wordt bekend gemaakt hoeveel extra geld de scholen krijgen. Zulke voortvarendheid van OCW is nog nooit vertoond, maar is dit ook realistisch en haalbaar en leidt het ook echt tot de beoogde inhaalslag?

In het onderwijsachterstandenbeleid is de laatste halve eeuw zo’n twintig miljard euro geïnvesteerd. Vanwege de vrijheid van onderwijs zijn deze middelen ongeoormerkt in de lump sum uitgekeerd aan de schoolbesturen. Die mogen die naar eigen inzicht besteden. Is dat op een effectieve wijze gebeurd? Omdat OCW heeft nagelaten adequaat onderzoek uit te zetten weten we dat gewoonweg niet. Wat we wel weten is dat de achterstanden in al die jaren niet zijn weggewerkt, maar (ondanks het extra geld?) juist zijn toegenomen. De dringende vraag die dat oproept is of al dat geld daarom wel goed besteed is en of er niet naar alternatieven gezocht moet worden. Dat besef lijkt eindelijk ook bij OCW te zijn doorgedrongen, dat nu inzet op evidenced based interventies. Probleem daarbij is dat OCW daar geen overzicht van heeft (zou dat niet verwacht mogen worden?). Dat overzicht van wetenschappelijk bewezen aanpakken moet nu in allerlei bij elkaar geschraapt gaan worden. Probleem daarbij is dat er eigenlijk niet veel van dat onderzoek beschikbaar is, nog los van het feit dat er nog minder echt bewezen interventies bestaan die aansluiten bij de huidige multidimensionale achterstanden. De interesse van OCW is pas van zeer recente datum. Omdat het de vraag is hoeveel soelaas dit allemaal biedt, wordt door sommigen gesteld dat OCW niet dogmatisch aan evidence based werken moet vasthouden, dat niet alles te vangen is in een evidence based aanpak, dat er ook veel goed gaat zonder dat daar een evidence base voor bestaat. Daarom wordt wel gezegd dat een slap aftreksel, de evidence informed aanpak, goed genoeg is, of dat er helemaal geen wetenschappelijk bewijs nodig is.

Het onderwijsachterstandenbeleid is in hoofdzaak een financiële regeling, met verbazingwekkend veel vrijheid. Na een halve eeuw is het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat de gigantische investering niet is samengegaan met een vermindering van de achterstanden. Daar lijkt OCW van geleerd te hebben. Het NPO is op papier een hele stap vooruit. Waar OCW vooral voor moet waken is dat daar in de praktijk nauwelijks iets van overeind blijft en dat er daardoor over tweeëneenhalf jaar geconcludeerd moet worden dat de ambities ook nu niet waargemaakt zijn.

Bronnen

Driessen, G. (2015). De wankele empirische basis van het onderwijsachterstandenbeleid. De afnemende validiteit van indicatoren voor de toewijzing van extra middelen. Mens & Maatschappij, 90(3), 221-243.

Driessen, G. (2018). Weinig fiducie in vernieuwde gewichtenregeling. Blog Didactief Online, 16 augustus 2018.

MinOCW (2021). Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma voor herstel en perspectief. Den Haag: MinOCW.

MinOCW (2021). Bijlage Nationaal Programma Onderwijs steunprogramma voor herstel en perspectief. Den Haag: MinOCW.

MinOCW (2021). Tijdlijn Nationaal Programma Onderwijs. Den Haag: MinOCW.

TK (2021). Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021. Verslag van een notaoverleg. 35 570 VIII, Nr. 207. Vastgesteld 11 maart 2021.